Het Prijzenobservatorium stelt zijn verslag van het tweede kwartaal 2017 voor. De totale inflatie in België is gedaald, voornamelijk door de afname van het prijsstijgingstempo voor energie en door de prijsdaling op jaarbasis voor onbewerkte levensmiddelen. De totale inflatie in onze belangrijkste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) is ook afgenomen, maar bleef op een lager niveau dan in België.
In het tweede kwartaal 2017 daalde de totale inflatie in België tot gemiddeld 2,0 % (ten opzichte van 3,0 % in het vorige kwartaal). “Deze vertraging van de inflatie wordt voornamelijk verklaard door een sterke daling van het prijsstijgingstempo voor energieproducten en door een prijsdaling op jaarbasis voor niet-bewerkte levensmiddelen”, verklaart Peter Van Herreweghe, adviseur-generaal bij het Prijzenobservatorium.
De totale inflatie in de belangrijkste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) is vertraagd in het tweede kwartaal 2017 (1,3 % tegenover 1,7 % in het vorige kwartaal), en blijft lager dan deze in België. Het inflatieverschil ten nadele van België werd echter kleiner. “Het inflatieverschil is het gevolg van een hogere inflatie in België voor de energieproducten en, in mindere mate, voor de diensten”, verduidelijkt Peter Van Herreweghe.
Sterke vertraging van de inflatie voor energie
In het tweede kwartaal 2017 was de inflatie voor energieproducten nog steeds positief, maar in mindere mate dan in het vorige kwartaal (gemiddeld +9,3 % tegenover +18,4 % in het eerste kwartaal 2017).
De prijsstijging voor motorbrandstoffen en huisbrandolie bedroeg respectievelijk gemiddeld 9,7 % en 14,7 % ten opzichte van dezelfde periodes in 2016, door de minder sterke stijging van de gemiddelde olieprijs (12,5 % tegenover 63,1 % in het eerste kwartaal),
De consumptieprijzen voor elektriciteit zijn in het tweede kwartaal 2017 met gemiddeld 6,8 % gestegen tegenover het tweede kwartaal van 2016 (na +17,0 % in het eerste kwartaal). Deze vertraging van de inflatie is voornamelijk te wijten aan het verdwijnen van de opwaartse impact op de inflatie van de verhoging van de bijdrage Energiefonds in maart 2016 in het Vlaamse Gewest. Ook de opwaartse impact op de inflatie door de afschaffing van gratis elektriciteit in Vlaanderen sinds mei 2016 is deels verdwenen, waarvan de impact zichtbaar was tot april 2017. Overigens blijft de inflatie van elektriciteit hoog en dit is voornamelijk het gevolg van de stijging van de distributietarieven (gemiddeld 8,8 %), van de pure energiecomponent (gemiddeld 12,2 %) en in mindere mate van de afschaffing van gratis elektriciteit in Vlaanderen.
De consumptieprijs voor natuurlijk gas is in het tweede kwartaal met 7,3 % gestegen tegenover het tweede kwartaal van 2016 (na +2,0 % voor het eerste kwartaal van 2017), voornamelijk door de stijging van de kost van de energiecomponent (17,6 %).
In de buurlanden was de inflatie voor energie (3,3 %) gemiddeld gematigder dan in België, voornamelijk door de hogere inflatie in België voor elektriciteit en vloeibare brandstoffen.
Voor de eerste keer in twee jaar een prijsdaling voor niet-bewerkte levensmiddelen
Niet-bewerkte levensmiddelen (vlees, vis, groenten en fruit) kostten het tweede kwartaal 2017 gemiddeld 1,4 % minder dan verleden jaar. Het is de eerste keer sinds het eerste kwartaal 2015 dat deze productgroep een negatieve inflatie vertoont. Dit wordt voornamelijk verklaard door een negatieve inflatie voor groenten (-2,5 % in het tweede kwartaal 2017, onder andere door de prijsdaling voor bepaalde verse groenten zoals sla, bloemkool en komkommer) en voor fruit (-9,4 %, met name ingevoerd fruit had een dalend effect op de inflatie). In de belangrijkste buurlanden was de inflatie van de productgroep onbewerkte levensmiddelen wel positief met 1,2 %.
Nog steeds hogere inflatie voor telecommunicatie in België dan in onze buurlanden
De inflatie voor diensten kwam uit op gemiddeld 1,9 % in het tweede kwartaal 2017, in onze belangrijkste buurlanden was dat 1,2 %. De subcategorie telecommunicatiediensten heeft veruit het meest bijgedragen aan het inflatieverschil met de buurlanden, ten nadele van ons land. Voor België bedroeg de inflatie voor deze categorie 2,3 % tegenover gemiddeld -3,2 % in de buurlanden. Gezien de belangrijke verschillen tussen België en de buurlanden blijven bestaan, is de problematiek die in het jaarverslag 2016 over de diensteninflatie werd aangehaald, nog steeds actueel.
Focus over het verloop van de totale kostprijs van een auto
Door de sterke bijdrage van de aankoop van wagens aan de inflatie van niet-energetische industriële producten in 2016, heeft het Prijzenobservatorium een specifieke analyse gemaakt over het verloop van de totale kostprijs van een wagen. Hiervoor werd een samengestelde index berekend die de aankoop van de wagen omvat (inclusief de belasting op inverkeerstelling in België), motorbrandstoffen, onderhoud- en herstellingskosten, wisselstukken, autoverzekering (verplichte aansprakelijkheidsverzekering) en de andere transportdiensten (de technische controle bijvoorbeeld). De analyse heeft aangetoond dat de aankoop van een wagen en de kosten met betrekking tot het gebruik ervan een belangrijk aandeel hadden in de Belgische consumptiekorf in 2017 (10,7 % in het GICP).
De samengestelde index van alle auto-uitgaven is gestegen met 10,7 % tussen 2008 en juni 2017 (tegenover 15,5 % voor het GICP). Het kostenverloop is sterk gecorreleerd met de wijzigingen in de brandstofprijzen. Onderhoud- en herstellingskosten, die gestaag duurder werden (32,6 % tussen 2008 en halfweg 2017) en een gewicht hebben van 25,4 % in de samengestelde index in 2017, droegen het meest bij tot de gecumuleerde inflatie van de samengestelde index. In de buurlanden kende de samengestelde index van alle auto-uitgaven een gelijkaardig verloop als in België. In Nederland is de sterkste stijging van de samengestelde index terug te vinden (11,9 % tussen 2008 en juni 2017) tegenover 10,0 % in Frankrijk en 5,3 % in Duitsland.