Twee keer per jaar bevraagt het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) zijn sectorfederaties om de economische temperatuur op te meten. Op basis van dat onderzoek (deze keer afgenomen in november) wordt dan een balans gemaakt van de Belgische economische situatie en van de vooruitzichten voor het komende halfjaar. Hoewel de conclusie iets minder pessimistisch is dan bij onze enquête begin mei (toen de activiteitsdaling zo’n 20% bedroeg), blijkt toch dat de meeste bevraagde sectoren nog steeds geen goed oog hebben in de economische activiteit, de investeringen en de economische vooruitzichten. Gemiddeld lag de economische activiteit in de door het VBO gepeilde sectoren in november nog altijd bijna 7% lager dan normaal. De tweede COVID-19-golf en de bijhorende lockdown hebben het economisch activiteitsniveau dus logischerwijs opnieuw wat gedrukt na een minder slecht derde kwartaal (‘slechts’ -5,1%). Over zes maanden verwachten onze sectoren dat het activiteitsniveau nog altijd tussen 3 en 5,3% lager zal liggen dan normaal. Een heel aantal tweederonde-effecten (faillissementen, uitstel bedrijfsinvesteringen, structureel jobverlies) zullen in het voorjaar immers beginnen wegen op de groei, terwijl de vaccinatiestrategie pas een normalisering van het economisch leven zal toelaten vanaf de (late?) zomermaanden.
Economische activiteit: 6,8% lager dan normaal in november en naar verwachting nog 3 à 5,3% lager dan normaal over zes maanden
De bevraagde sectoren melden ons dat het activiteitspeil nog ver onder het normale niveau ligt. Maar liefst 90% maakt gewag van een beduidend lager activiteitsniveau.
Rekening houdend met de relatieve grootte van onze sectoren en hun economische gewicht, bedraagt de activiteitsdaling t.o.v. het normale niveau op het moment van onze novemberenquête 6,8%, tegenover -21,4% in de tweede helft van mei.
Voor bijna 62% van de sectoren zou de activiteit over zes maanden 5 tot 30% lager blijven. In gewogen gemiddelde zou de daling van de bedrijvigheid t.o.v. het normale niveau over zes maanden nog tussen 3% en 5,3% liggen, tegenover een vork van -5 tot -9% tijdens onze vorige enquête. Naast de verplicht gesloten sectoren (horeca, evenementen, contactberoepen …) zijn het vooral de non-foodhandel, de autohandel, de papiersector en de glas- en staalsector die het meest pessimistisch blijven over de nabije toekomst. Ook de vooruitzichten van een aantal sectoren die investeringsgoederen produceren (machinebouw, producenten van vrachtwagens, bussen en vliegtuigonderdelen, en zelfs de ICT-sector) zijn in de voorbije 6 maanden versomberd.
Werkgelegenheid: tijdelijke werkloosheid 3 keer hoger dan in september, maar nog 3 keer lager dan in april
De tweede coronagolf en de daarmee gepaard gaande tweede lockdown hebben het aantal personen in tijdelijke werkloosheid opnieuw doen oplopen van 105.000 à 110.000 personen per dag in september en oktober (3,4% van de werkgelegenheid in de privésector) tot 312.000 personen midden november (9,8%). Dat is een enorme stijging, maar het aantal tijdelijk werklozen is tijdens de tweede lockdown wel beduidend lager gebleven dan tijdens de eerste in april, toen op een bepaald ogenblik maar liefst 950.000 personen of bijna 30% van de werkenden in tijdelijke werkloosheid zaten. Die ontwikkeling wordt ook bevestigd in onze enquête. In gewogen gemiddelde lag de werkgelegenheid in onze bedrijven en sectoren in november 9% lager dan het normale niveau, tegenover nog 23% lager in mei.
Ook wat de vooruitzichten betreft, is het pessimisme wat minder uitgesproken dan in onze vorige enquête. Wanneer we rekening houden met het relatieve gewicht van de respondenten inzake werkgelegenheid, zou de werkgelegenheid over zes maanden nog tussen 2,3% en 4,1% lager liggen dan normaal. In mei verwachtten onze leden nog dat de werkgelegenheid zes maanden later tussen 4,7% en 8,3% lager zou liggen.
De vooruitzichten voor de werkgelegenheid zijn dus wat minder negatief dan de vooruitzichten voor de economische activiteit. Dat heeft enerzijds te maken met de krappe situatie op de arbeidsmarkt wat de retentie van arbeidskrachten bijzonder belangrijk maakt. Anderzijds zorgen de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 er ook voor dat meer arbeidsinzet nodig is dan vroeger voor eenzelfde activiteitsniveau. De coronacrisis oefent dus onmiskenbaar ook een negatieve impact uit op de arbeidsproductiviteit (zie hieronder). Samen met de automatische stijging van de loonkosten door indexering en barema’s, weegt dat natuurlijk op de winstgevendheid van de bedrijven. Dat versterkt de liquiditeitsproblemen van de ondernemingen nog meer en kan hun solvabiliteit op de helling zetten als de situatie te lang aanhoudt.
Investeringen: 71% van onze sectoren verwacht een daling van de investeringen in de komende 6 maanden, maar de verwachte dalingen zijn minder groot dan in mei
In een dergelijke context zijn ondernemingen vooral bezig met hun overleven en wordt het gros van de liquide middelen dan ook daarvoor ingezet. In november verwacht het grootste deel van onze sectoren (71%) dan ook dat de investeringen in de komende zes maanden zullen moeten worden teruggeschroefd.
Het percentage van onze sectorfederaties dat een grote daling (>10%) van de investeringen verwacht is wel afgenomen van 79% in mei tot nog 30% in november, maar dat blijft natuurlijk veel.
Het lijdt geen twijfel dat COVID-19 aanzienlijke veranderingen en uitdagingen met zich meebrengt, zowel op het vlak van organisatie (click & collect, sanitaire maatregelen enz.) als consumentengedrag (e-commerce). In die zin ligt het voor de hand dat investeringen nodig zijn, maar enkel bedrijven die voldoende financieel gezond zijn, kunnen natuurlijk investeren.
Economische vooruitzichten: jaarlijkse groei zou -7% bedragen in 2020 en +4,8% in 2021
De Belgische economie zou in 2020 jaargemiddeld met ongeveer 7% krimpen in vergelijking met 2019, met voorsprong de grootste naoorlogse recessie.
In de eerste helft van 2021 zullen zich dan, ondanks de vele steunmaatregelen van de federale en regionale overheden, meer en meer tweederonde-effecten van de economische crisis beginnen aftekenen: teruglopende investeringen, meer stopzettingen of falingen van bedrijven, een stijgend aantal herstructureringen en een stijging van het aantal werkzoekenden. En de negatieve impact van een harde Brexit of een derde coronagolf dreigt die neerwaartse spiraal nog verder te versterken.
Als vaccinatiestrategieën in binnen- en buitenland er tegen de zomermaanden echter kunnen voor zorgen dat een voldoende hoog percentage van de bevolking immuun is voor COVID-19, zou de economische activiteit in de tweede helft van 2021 kunnen heropleven. De economische activiteit in het vierde kwartaal van 2021 zou wel nog steeds ongeveer 1% lager liggen dan eind 2019, t.o.v. nog 5% lager in het tweede kwartaal. Puur mechanisch bekeken zou de jaargemiddelde groei in 2021 (als gevolg van de negatieve basiseffecten in 2020) dan wel +4,8% belopen, maar dat is dus meer een grote inhaalbeweging na een desastreus 2020.
Aanbevelingen: pandemie onder controle krijgen en concurrentiekracht van bedrijven vrijwaren!
Volgens het VBO hangt het economisch herstel af van een aantal voorwaarden:
- De COVID-19-pandemie zo goed mogelijk onder controle krijgen.
- De concurrentiekracht van onze bedrijven vrijwaren.
- Een goede oplossing voor de problematiek van het avondwerk in de e-commercesector.
- Stabiele bevoorradingszekerheid inzake energie aan betaalbare prijzen.
- Liquiditeitsmaatregelen aanhouden zolang nodig, en tegelijk maatregelen nemen die ook de solvabiliteit van de Belgische bedrijven helpen versterken.
“Als al die voorwaarden vervuld kunnen worden, kunnen we vanaf 2022 misschien uitkijken naar meer voorspoedige jaren na het in vele opzichten rampzalige jaar 2020 en het moeilijke overgangsjaar 2021”, concludeert Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder van het VBO.
Via volgende link kan u de studie ‘Focus Conjunctuur’ alsook de presentatie raadplegen.
Bron: VBO