De Belgische antiwitwaswet van eind 2017 zet een Europese richtlijn om die voorziet in nieuwe maatregelen tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. De wet verplicht ondernemingen om in het UBO-register te registreren wie de ‘uiteindelijke begunstigde’ is en heeft als doel vast te stellen wie er daadwerkelijk achter een juridische entiteit zit. Bij de omzetting van deze richtlijn naar Belgisch recht heeft de wetgever zich wederom uitgesloofd om strenger te zijn dan wat Europa ons vraagt, in het jargon ook wel ‘gold plating’ genoemd.

Allereerst laat de Europese richtlijn toe om beursgenoteerde bedrijven vrij te stellen van de verplichting om het UBO-register in te vullen. Jammer genoeg heeft de Belgische wetgever die bepaling genegeerd. Nochtans moeten dergelijke bedrijven al heel wat informatie verstrekken aan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Gelukkig geeft de Belgische overheid in haar FAQ (*) aan dat “de beursgenoteerde vennootschappen die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt, die
onderworpen zijn aan openbaarmakingsvereisten verenigbaar met het EU recht of gelijkwaardige internationale normen, en die een adequate transparantie van de eigendomsinformatie garanderen, (…) niet verplicht zijn om hun UBO’s te registeren”.

 

Ten tweede heeft de wetgever het geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid onvoldoende onder de loep genomen. Het nieuwe Wetboek van economisch recht legt hen immers al een hele rist transparantievereisten op.

Ten derde stelt de regelgeving dat alle vzw’s, ivzw’s en stichtingen opgericht in België beschouwd worden als ‘informatieplichtigen’ zoals voorzien in de antiwitwaswet, wat betekent dat ook kleine ofwel ‘micro’-vzw’s geacht worden het UBO-register in te vullen.

Uiteindelijk zal de UBO steeds een natuurlijke persoon zijn, wat in de praktijk een administratieve beslommering van jewelste is, bijvoorbeeld wanneer de raad van bestuur van een vzw bestaat uit vennootschappen. Kan de bestuurder van een vennootschap, die op haar beurt haar eigen UBO-verplichtingen heeft, deze verantwoordelijkheid niet overnemen? Door het systeem van ‘tussenlagen’ aan te houden en te blijven graven naar een natuurlijke persoon, is de kans op systeemvervuiling en dus op fouten in het UBO-register aanzienlijk…

Ook op privacyvlak knelt er een schoentje.

 

In haar advies wijst de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) erop dat de toegang tot het UBO-register steeds de proportionaliteitstoetsing moet doorstaan. Zo moet elke persoon of organisatie die een legitiem belang aantoont het register consulteren. Dat is wel degelijk problematisch, in die zin dat het concept ‘legitiem belang’ breed en ongedefinieerd is. Eigenlijk kan dus eender wie het register raadplegen, wat niet de bedoeling kan zijn. Bovendien worden de personen die geregistreerd staan als uiteindelijke begunstigden niet automatisch ingelicht wanneer iemand hun gegevens raadpleegt. En tot slot hebben ze slechts zes maanden om info op te vragen over die raadplegingen, wat kennelijk onredelijk is.

 

Het is duidelijk dat de Belgische regelgeving te strikt is en verder gaat dan het uiteindelijke doel, meer bepaald de strijd aanbinden met terrorisme en witwaspraktijken. Een aanpassing dringt zich dan ook op. Ondernemingen kreunen nu al onder de complexe en overbodige administratieve verplichtingen. Het is dan ook nutteloos om overijverig om te springen met de Europese verplichtingen.

 

(*) Zie de website van de FOD Financiën, Thesaurie

 

Bron: VBO