Elke zes maanden bevraagt het Verbond van Belgische Ondernemingen zijn leden-sectorfederaties om de economische temperatuur te meten. Uit die halfjaarlijkse bevraging blijkt dat het elan dat de Belgische bedrijven in de eerste 3 kwartalen van 2021 hadden opgebouwd na de geleidelijke afbouw van de anti-COVID-maatregelen, rond de jaarwisseling al wat aan het afzwakken was door de sterke stijgingen van de energie- en grondstoffenprijzen die zich vanaf de zomer van 2021 begonnen af te tekenen.
Door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne eind februari 2022 gingen de energieprijzen vervolgens helemaal door het dak en ontstond een hele reeks nieuwe prijsstijgingen voor (landbouw)grondstoffen. Dat vuurde de inflatie in België aan tot een niveau van 8 à 9%, wat er via de automatische loonindexering voor zorgt dat de loonkosten in ons land in 2022-2023 met ongeveer 11% zullen stijgen, 5 procentpunt sneller dan in onze buurlanden.
Nefaste impact competitiviteitscrisis
Die plotse en meer uitgesproken explosie van de kosten brengt de Belgische bedrijven in een bijzonder lastig parket. Zij zijn immers gedwongen hun prijzen op de binnen- en buitenlandse markt sterker te verhogen dan concurrenten uit de buurlanden, om nog enigszins rendabel te blijven. En dat zal niet zonder gevolgen blijven.
Op de binnenlandse markt komt de gevreesde loon-prijsspiraal al goed op gang (met een onderliggende inflatie van 5,1%). Op de buitenlandse markten zullen de prijsstijgingen, die bedrijven moeten doorvoeren om te overleven, op een termijn van 6 tot 18 maanden leiden tot dalende marktaandelen, dalende productie en dalende jobcreatie. De opnieuw toenemende loonkloof met het buitenland zal ons land ook minder aantrekkelijk maken voor buitenlandse investeringen en zal ook nieuwe delokalisaties teweegbrengen.
In een context van dalende rendabiliteit – met dus minder mogelijkheden tot zelffinanciering –, stijgende rentetarieven en een vertragende exportgroei, zullen heel wat bedrijven hun investeringsplannen ook uitstellen en/of neerwaarts bijstellen. Dat blijkt ook duidelijk uit onze enquête bij de sectorfederaties.
In de eerstkomende kwartalen zal de op peil blijvende koopkracht van de gezinnen, samen met de goed gevulde orderboekjes van de bouw- en renovatiebedrijven, en een sterke voorraadopbouw (een logische reactie op een context van schaarste en sterk stijgende prijzen), de groei nog wel wat ondersteunen (2,2% gemiddeld in 2022). Maar in de loop van 2023 zullen de langetermijngevolgen van de competitiviteitscrisis zich steeds duidelijker laten gevoelen.
De economische groei in ons land zal in 2023 dan ook nagenoeg tot stilstand komen (0,5%) door een daling van de bedrijfsinvesteringen en een steeds negatievere bijdrage van de netto-uitvoer. Als de loon-prijsspiraal bovendien blijft draaien en de inflatie tot meer dan 10% stijgt, wordt een recessie in 2023 nog moeilijk te vermijden. We moeten dan immers ook rekening houden met aanzienlijke stijgingen van het langetermijnrenteverschil met Duitsland en Nederland, dat zou wegen op zowel de investeringen van de bedrijven als van de gezinnen én de budgettaire situatie van de overheden in ons land nog moeilijker zou maken. Naast de verkrapping van het monetaire beleid, zouden dan ook de budgettaire teugels aanzienlijk strakker moeten worden aangehaald.
Dringend maatregelen nodig
Om dat ongunstige scenario nog af te wenden, zijn volgende maatregelen dringend nodig:
In de eerste plaats moet er dringend tripartiet overleg worden opgestart om na te gaan hoe de competitiviteitscrisis kan worden aangepakt en hoe het welvaartsverlies als gevolg van de oorlog billijk kan worden verdeeld over bedrijven, consumenten en overheid. Zo kan er worden overwogen om de impact van de automatische indexering van de lonen tijdelijk in te perken tot er meer zekerheid is over de loonstijgingen in de buurlanden. De maatregelen die in Luxemburg (het enige andere continentaal-Europese land met een systeem van automatische loonindexering) zijn genomen, strekken daarbij tot aanbeveling. Daar zijn werkgevers, werknemers en de overheid tot een tripartiet akkoord gekomen waarbij een schijf van 2,5% indexering wordt uitgesteld naar volgend jaar of het jaar erna. Om tegelijk de koopkracht voor de laagste inkomens te ondersteunen, wordt de personenbelasting voor de laagste 4 inkomensdecielen verlaagd.
Andere maatregelen die eventueel kunnen worden overwogen zijn: de lonen enkel in procenten indexeren tot een bepaald loonniveau (bijvoorbeeld 2% tot een loon van 3.500 euro bruto) en boven dat loonniveau een forfaitaire indexering toepassen (bijvoorbeeld van 70 euro). Daarnaast kan in het kader van het sectoraal sociaal overleg ook worden nagedacht over het beter valoriseren van de index door bv. de geplande verhogingen van de brutolonen eerder te gebruiken voor de harmonisering van de tweede pensioenpijler tussen arbeiders en bedienden.
In elk geval zal voor de volgende periode van interprofessioneel akkoord (IPA), namelijk 2023-2024, de loonnormwet correct moeten worden toegepast om een geleidelijk herstel van ons concurrentievermogen op gang te brengen.
Om de energiekosten voor de bedrijven beheersbaarder te maken, zouden de bijzondere accijnzen op elektriciteit voor de bedrijven (minstens tijdelijk) op nul kunnen worden gezet. En voor de grotere, meer energie-intensieve bedrijven kunnen de transportkosten van Elia best met 90% worden teruggeschroefd, het maximum dat Europa toelaat en ook al (deels) van toepassing is in Duitsland, Nederland en Frankrijk.
Daarnaast is het tegelijk ook belangrijk om de nodige maatregelen te nemen om onze arbeidsmarkt dynamischer te maken en het arbeidsaanbod te vergroten. Het is in de huidige context van arbeidsmarktkrapte, stijgende lonen en inflatoire druk, niet langer houdbaar dat we als land met een van de laagste werkgelegenheidsgraden in Europa tegelijk ook de hoogste vacaturegraad hebben.
Minder niet-werkenden betekent uiteraard ook een positieve impact op de overheidsfinanciën. Maar om budgettair beter gewapend te zijn tegen een mogelijke sterke stijging van de langetermijnrente in ons land, is het ook aangewezen om de lopende overheidsuitgaven van alle overheden in ons land gedetailleerd onder de loep te nemen (bijvoorbeeld vanuit een kerntakendebat of een ‘zero-based budgeting’-oefening) en ze aanzienlijk te verminderen.
Het is dus hoog tijd dat de beleidsmakers zich bewust worden van de gevolgen van de competitiviteitscrisis die op ons afkomt en op korte termijn maatregelen nemen om de ergste impact ervan af te wenden. Nu kunnen we met relatief beperkte maatregelen nog veel schade vermijden. Als we te lang wachten, zullen de gevolgen veel zwaarder zijn en de nodige maatregelen bijgevolg een stuk draconischer (en al dan niet opgelegd van buitenaf).
Lees of download de Focus Conjunctuur van het VBO
Bron: VBO