Op 1 juni 2021 dalen de maximale jaarlijkse kostenpercentages voor kredietopeningen met een procentpunt.
De wettelijk maximale jaarlijkse kostenpercentages (JKP’s) voor de kredietopeningen, waaronder de zogenaamde “kredietkaarten” en de mogelijkheid om onder nul te gaan op de zichtrekening, dalen met 1 procentpunt.
De hoogste percentages, die gelden voor de kredietbedragen tot 1.250 euro, worden 13,5 % voor de “kredietkaarten” en 9,5 % voor de debetstand op zichtrekeningen. De laagste percentages, die gelden voor de kredietbedragen hoger dan 5.000 euro, worden 10,5 % voor de “kredietkaarten” en 8,5 % voor de debetstand op zichtrekeningen.
De daling volgt uit een daling van meer dan 0,75 procentpunt van de betreffende referentie-index van maart 2021 tegenover de referentie-index van september 2012 die de voorgaande aanpassing van die maxima veroorzaakte.
De kredietkosten die mogen worden aangerekend bij een consumentenkrediet, worden door de wet beperkt. Er mogen geen jaarlijkse kostenpercentages aangerekend worden die de wettelijk vastgelegde maximale jaarlijkse kostenpercentages (JKP’s) overschrijden. Afhankelijk van de kredietvorm en het kredietbedrag, zijn er verschillende maxima van toepassing. Als uw contract een variabele rentevoet heeft (bijvoorbeeld een kredietopening met kaart verspreid door een bank, een grootwarenhuis of een postorderbedrijf), en de rentevoet ligt tegen het wettelijke maximum, dan kan de kredietgever uw rentevoet verhogen als dat wettelijke maximum stijgt. De kredietgever moet uw rentevoet ook verlagen als het wettelijke maximum daalt.
De nieuwe maxima zijn enkel van toepassing op de nieuwe kredietcontracten en op de lopende contracten met een veranderlijke debetrentevoet. Ze zijn dus niet van toepassing op de lopende contracten met een vaste debetrentevoet.
Bron: FOD Economie