De wijze waarop overheid en bedrijven elkaar betalen, is essentieel voor een gezonde economische groei. Uit de nieuwe studie blijkt dat de wet ter bestrijding van betaalachterstanden, ingevoerd in 2013, het betaalgedrag van Belgische ondernemers gevoelig heeft verbeterd. Maar voor de meest kwetsbare groep, de kmo’s, schiet de wet tekort.
Jaarlijks gaat er in België gemiddeld 9 miljard euro aan openstaande facturen in rook op. Gemiddeld verloor elk bedrijf op die manier een bedrag gelijk aan 2,8 procent van de totale omzet. Laat betalen heeft zware gevolgen voor de gezondheid van onze bedrijven. Wie moet wachten op zijn geld, moet in de tussentijd wel zijn productie of diensten voorfinancieren. Die werkingsmiddelen kosten geld, waardoor er minder geld ter beschikking is om te investeren en te innoveren. Neem daarbij de misgelopen intresten op het geld van de klanten, de extra risico’s en kosten die gepaard gaan met late betalingen en de winst komt onder druk te staan.
Small Business Act
Om het betaalgedrag tussen bedrijven en overheden te verbeteren, werd in de zomer van 2011 een Europese richtlijn opgesteld. De richtlijn kadert binnen de Small Business Act, een initiatief om het concurrentievermogen van de kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren. Eind 2013 werd de richtlijn ook in ons land in een wet gegoten: de wet ter bestrijding van betaalachterstanden. Doel? De betaaltermijnen korter maken. Tot dan was elk bedrijf immers vrij om zijn eigen betaalvoorwaarden te bepalen, waardoor in de praktijk sommige grote spelers hun macht misbruikten om zware betaaltermijnen af te dwingen bij hun leveranciers.
Billijke afspraken
Concreet schrijft de Belgische betaalwet voor dat als er geen afspraken gemaakt zijn, er steeds binnen de 30 dagen betaald moet worden. Of, mits duidelijke afspraken, binnen de 60 dagen. Van zodra de afgesproken termijn is overschreven, heeft de leverancier automatisch recht op intresten en kosten. Maar – en hier wringt het schoentje – de wet laat ook uitzonderingen toe op basis van “billijke afspraken”. Wat die billijkheid echter precies inhoudt, daar blijft de wetgever vaag over.
De wet heeft ontegensprekelijk effect. Uit de studie van Graydon over het betaalgedrag van ondernemingen in het eerste kwartaal van 2015, blijkt een gevoelige verbetering. Betaalden bedrijven en overheden in 2011 nog 15 procent van hun facturen meer dan 90 dagen te laat, dan is dat nu nog ‘slechts’ 8 procent. Al moet gezegd dat niet alles aan de nieuwe betaalwet te danken is. Na de economische crisis, zijn bedrijven bewuster van de betaalproblematiek. Hoe het ook zij, feit is dat bedrijven sneller achter hun geld gaan. Ook maken betaaltermijnen steeds meer onderdeel uit van een commerciële afspraak.
Betaalwet schiet doel voorbij
Toch heeft de wet jammer genoeg een – onbedoeld – pervers effect. Zo zijn het vooral de grote bedrijven die profiteren van de maatregel. De wet geeft ze slagkracht om hun (kleine) klanten te verplichten sneller te betalen. Dat is hun goed recht, maar omgekeerd gebruiken sommigen de mogelijkheid tot uitzondering om hun eigen leveranciers onder druk te zetten om langere betaaltermijnen te aanvaarden. Die kleinere leveranciers durven op hun beurt niet om een snelle betaling te vragen uit vrees hun commerciële belangen te beschadigen. De betaalwet schiet daarmee zijn doel voorbij: diegene voor wie de wet eigenlijk bedoeld was, worden niet (genoeg) geholpen.
Uitzonderingen enkel op basis van betere betalers
Toch moeten we het kind niet met het badwater weggegooien. Op dit ogenblik wordt de richtlijn op Europees niveau geëvalueerd: het ideale moment om enkele verbeteringen aan te brengen.
Eerst en vooral moeten de mogelijke uitzonderingen duidelijker afgebakend worden. Een goed referentiekader, zijn de best-practice-gewoontes binnen een bepaalde sector. Wil iemand afwijken van de termijn van 30 dagen, kan dit dus enkel binnen de grenzen van de betere betalers van de sector. Precies om deze reden documenteert Graydon de gangbare betaaltermijnen van elke sector.
Daarbij hebben kmo’s meer ondersteuning nodig in het actief optreden tegen zakenpartners die hun betaalvoorwaarden niet nakomen of te zware voorwaarden opleggen. De wetgever zou bijvoorbeeld belangenorganisaties als Unizo, Voka of sectorverenigingen meer macht kunnen geven om systematische en moedwillige trage betalers op te sporen en aan te pakken. Een andere mogelijkheid is het boekhoudkundig verplicht maken om nalatigheidsintresten te innen bij een late betaling.
En wat met particulieren?
Een laatste, niet onbelangrijke, handicap van de wet is dat ze enkel de betaalafspraken regelt tussen bedrijven (onderling) en overheden. Nochtans leveren veel kmo’s aan particulieren, die ook niet altijd voorbeeldig betalen. Denk maar aan de bouwsector, waar consumenten vaak een deel van de verschuldigde som bewust achterhouden als een soort waarborg. De ondernemers durven niet altijd betere voorwaarden afdwingen of voorschotten vragen. Ook hier kan de wetgever een rol spelen, bijvoorbeeld in de vorm van een aparte wet rond betaalvoorwaarden bij particulieren of, eenvoudiger nog, een doeltreffende bewustwordingscampagne. Het belangrijkste deel van die bewustwording begint bij de kmo zelf: zich beter laten betalen is vaak het verschil tussen winst en verlies.
Lees hier de volledige studie over het betaalgedrag
Bron: Graydon Blog