Als het op faillissementen aankomt, ligt de lat in België niet overal gelijk. Sommige handelsrechtbanken zijn strenger dan andere en spreken sneller het bankroet uit. Dit is geen goede zaak. Het leidt zelfs tot ‘gerechtelijke shopping’ waarbij vennootschappen in moeilijkheden verhuizen naar een ‘milder’ arrondissement.
Strengheidsratio
Wie wil weten hoe streng of hoe mild onze rechters zijn, kan eenvoudig de Gezondheidsbarometer van de Belgische Ondernemingen erop naslaan. In deze jaarlijkse studie wordt voor elk arrondissement en elke regio de ‘strengheidsratio’ berekend. Dit is de verhouding tussen het totaal aantal zwaar zieke vennootschappen en het totaal aantal uitgesproken faillissementen. Met een ratio van 0,58 was Antwerpen in 2016 de strengste rechtbank van het land. Ook Luik (0,56) en Tongeren (0,54) zitten in de kopgroep. Al is de term streng misschien niet het juiste woord, want de ene rechtbank voert misschien een grondiger preventief beleid dan een andere (zie verder: visie van de voorzitter).
Ondanks de trend naar meer uniformiteit in de rechtspraak, zijn er dus aanzienlijke verschillen tussen de verschillende arrondissementen. Die verschillen tussen de rechtbanken zijn voor een stuk te verklaren door capaciteitsproblemen, maar nog veel belangrijker zijn de uiteenlopende visies van de voorzitters. Het is immers de voorzitter die het beleid van de rechtbank bepaalt. Een voorbeeld: als je gedagvaard wordt door de RSZ in arrondissement X, leidt dat sneller tot een faillissement dan in arrondissement Y. Waarom? Gewoon omdat de rechter in arrondissement X veel meer gewicht toekent aan zo’n RSZ-dagvaarding. Er is zelfs sprake van ‘gerechtelijke shopping’. Bedrijven in moeilijkheden verhuizen hun maatschappelijke zetel om te vermijden dat ze worden opgespoord.
2 visies bij voorzitters
Grosso modo volgen de voorzitters van de rechtbanken twee verschillende visies. De eerste visie is dat de rechter tot taak heeft om alle zieke ondernemingen te elimineren. Dit leidt dan tot een actief opsporingsbeleid en een hoog aantal faillissementen.
Maar er is ook een tweede visie die meer de nadruk legt op preventie. Die rechters gaan bedrijven in moeilijkheden opsporen, niet om ze failliet te verklaren, maar om ze op tijd te kunnen redden. Sinds de invoering van de WCO hebben rechters immers alle instrumenten tot hun beschikking om een preventief beleid te voeren en noodlijdende bedrijven te helpen.
Let wel: arrondissementen die een preventief beleid voeren, zien in een eerste fase óók een sterke stijging van het aantal faillissementen. Want als je in de diepte gaat graven, komen de zwaarste gevallen natuurlijk het eerst naar boven. In een latere fase zie je dan wel dat het aantal faillissementen daalt en het preventieve beleid vruchten begint af te werpen.
Bron: Graydon blog